GEDICHT: De dode hoek
De nieuwe bal
weerkaatst
tegen de voorruit
en rolt onder de stadsbus,
lijn 3 richting station NS,
De nieuwe bal
weerkaatst
tegen de voorruit
en rolt onder de stadsbus,
lijn 3 richting station NS,
en alle engelen
kijken op van hun werk
als het geluid hen
raakt.
Chroom en glas
weerspiegelen
de bovenwereld,
volgen kinderogen,
twee handjes
die buiten zicht
van de chauffeur
het voertuig
opzij willen schuiven,
willen stoppen.
Alle mensen
drukdrukdruk bezet,
en alle engelen
houden de adem in.
Bij het optrekken
voelt de chauffeur
geen hobbel.
Een vrouw gilt,
de bus pufpufpuft,
sist en stopt,
doofstomme,
logge metalen draak
uit het verborgen
smidsvuur
van de onderwereld.
Het kind
rolt zijwaarts in de goot,
springt op slaat neer
en pakt de bal. en de bal stopt.
Het lacht, Een gil,
en alle engelen
zingen.