De Eindhovenaar, een aparte ments?

De discussie aangaande de omgevingsvisie in het Eindhovense is nog volop gaande, of eigenlijk niet want zoveel wordt er niet gediscussieerd. En dat is jammer, want een echte verkenning van standpunten en onderbouwingen wordt in mijn optiek nog steeds node gemist. Waarom die uitwisseling van gedachten, gevoelens en aannames niet echt van de grond komt, is voor mij een raadsel. Is ‘de Eindhovenaar’ een bietje un aparte? Misschien geen koekwaus, maar toch…

Dimensies
In feite is het lastig om je goed te focussen op wat überhaupt ter discussie staat. Ten eerste gaat het bij de actuele omgevingsvisie om een richtinggevend document, althans zo zie ik het. Er is gepoogd een schets te geven van het Eindhoven van overmorgen. Daaraan liggen uiteraard aannames ten grondslag, daarover is hier door meerdere auteurs geschreven. En dat de gemeente een visie ophoestte waarin voor hoogstedelijke bebouwing ruim plaats is ingeruimd, is ook geen geheim. Waar worden de standpunten, voor zover mij bekend, vertroebeld? Dat heeft alles te maken met woordkeus en de bril waarmee de betrokkene naar onze stad kijkt. Ik kan me voorstellen dat bovenstaande abstract klinkt, maar ik poog het hierna wat te verduidelijken.

Sociale geografen, stedenbouwkundigen of architecten
Met een beetje fantasie kun je, ook zonder opleiding tot opticien, bedenken dat elke vakidioot een bril heeft die bij zijn vak past. De sociaal geograaf probeert maatschappelijke verschijnselen in heden en verleden te bestuderen vanuit een ruimtelijke (geografische) invalshoek Een mooie zin, gedeeltelijk geleend van Wikipedia, maar voor de mensen die de hoogbouwdiscussie volgen helpt het om de naam van Cees-Jan Pen te noemen. Hij is van oorsprong sociaal geograaf en draagt die bril eigenlijk nog steeds wel. Zaken waar hij zich veelal mee bezig houdt zijn verdichting van (binnen)steden, het tegengaan van de ‘verdozing’ van buitengebieden en de transitie naar een veel milieu- en klimaat neutralere maatschappij. De glazen in zijn bril zijn geslepen opdat hij dit soort thema’s scherp in beeld heeft. Een andere bekende sociaal geograaf is overigens Maurice de Hond.

Stedenbouwkundigen zijn op hun manier op zoek naar wenselijke en mogelijke ontwikkelingen voor bestaande en nieuw in te richten gebieden inclusief de openbare ruimte (wederom leentjebuur bij Wikipedia gespeeld, ik geef het toe). Ik ben zo vrij te stellen dat zij zich vooral druk maken om het geheel. In Eindhoven zou je KnoopXL kunnen zien als een geheel dat stedenbouwkundig behoorlijk wat interessante aspecten kent..Jaap Margry is naast Eindhovenaar ook stedenbouwkundige en liet ook op DSE zijn mening horen over met name één facet van de omgevingsvisie: de hoogbouw. Hoe dat door zijn stedenbouwkundige bril uitpakt beschreef hij in Dubaï aan de Dommel

Een andere categorie is die van de architecten. Dat zijn de mensen die zich bezighouden met de de kunst en wetenschap van het ontwerpen van de gebouwde omgeving. En dat kan heel breed zijn; steden, gebouwen, woningen, interieurs, landschappen, maar ook meubelen of objecten (yep, Wikipedia alweer). De meest voor de hand liggende persoon in de actuele Eindhovense context is Winy Maas. Anders dan soms wordt beweerd is Maas’ bril niet voorzien van stedenbouwkundig glas maar vooral dat van een architect.

Naast deze willekeurig opgesomde disciplines zijn er nog andere invalshoekers, zoals projectontwikkelaars, politici, hoogbouwfans, vinexfans en vooral heel veel woningzoekers. Het is dus niet vreemd dat er heel wat te bediscussiëren valt.

Taal is, zeg maar, een dingetje
Ik las een dergelijke uitspraak op het internetforum ‘skyscrapercity’, alwaar (ook) Eindhovense hoogbouwliefhebbers hun passie delen. Dat ik het zinnetje nu opneem is om te onderschrijven dat het inderdaad een heel belangrijk facet in de hele discussie is. Woorden als ‘studio’, ‘appartement’, ‘hoogbouw’, ‘verdichting’ kunnen sneller tot uiteenlopende beelden gevormd worden in je hoofd dan dat Trump zijn ‘briljant new assistent’ alweer de laan uitstuurt. Om de correcte weergave op te roepen van wat er wordt bedoeld schiet de taal eigenlijk vrijwel altijd tekort. Veel duidelijker wordt het met tekeningen, schetsen, maquettes en bewegende impressies zoals bijvoorbeeld die van KnoopXL. Maar ja, zoiets maken is niet aan iedereen besteed. En je kunt ook lastig woordloos discussiëren, dat hebben we met twee wereldoorlogen inmiddels een beetje door, gelukkig.

De mensen die van hoge ‘iconische’ woontorens houden, liefst met een levendige onderste laag, hebben kort door de bocht een afwijking op het hoge gebouwen-gen. Ik heb zelf ook zoiets, maar dan met kleine wieltjes. Van kinds af aan rolschaats of skeeler ik en mijn brood verdien ik met het werken aan motorscooters en dan is het bij 13 inch echt wel ‘op’. Ik vind dat van de hoogbouwliefhebbers een mooi kenmerk, zoals ik dat scootergedoe van mijzelf en mijn klanten ook waardeer. Het is wat betreft argumenten alleen lastig te onderbouwen, naar mijn bescheiden mening. Aan het aantal gekentekende BMW C1 motorscooters in Nederland valt overigens af te lezen dat die keuze al helemaal weinig met logica te maken heeft: slechts 400 exemplaren zijn op Nederlandse bodem geregistreerd. En toch voel ik me nooit prettiger onderweg dan in zo’n scooter met een dakje en gordels.

Er is nog een raakvlak overigens. De BMW C1 werd door BMW in 1999 geïntroduceerd als oplossing voor het verkeersinfarct dat veel metropolen en andere grote steden inmiddels had doen dichtslibben. De filosofie was dat de automobilist door een goed helmloos alternatief uit de auto gelokt zou worden. De productie van de C1 stopte binnen vier jaar, wat wel aangeeft dat het plan mooier was dan de realiteit. Eenzelfde ontwikkeling tekent zich nu al af in Strijp, waar zichtbaar is dat menig appartementbewoner zonder parkeergelegenheid de auto een wijkje verderop plaatst en van huis naar auto fietst. De fiets staat vervolgens vastgeketend aan een lantaarnpaal tot de eigenaar met de auto weer ’thuis’ komt. De mens is een moeilijk te veranderen wezen, want die auto blijft stiekem toch heel belangrijk.

Iconisch
Dat taal belangrijk is, blijkt ook uit de woordkeus. ‘Stad als Eindhoven heeft behoefte aan iconen’, zo kopte het Eindhovens Dagblad eind februari. Het betrof een opiniestuk van Robert de Greef, Ik onderschreef De Greef’s mening destijds niet en dat is nog steeds zo. Daarvoor heb ik een aantal argumenten die boven alles vooral veel over mij zeggen: a) een icoon blijkt pas achteraf een icoon te zijn. Het is dus haast ondoenlijk vooraf iets te ontwerpen of bouwen wat de status bij voorbaat al verdient. Van de Blob had ik het niet verwacht, maar dat is er toch echt wel eentje. Van de Regent kan ik dat niet zeggen. Overigens zat ik, net als 14 miljoen anderen, er ook naast wat betreft André Hazes. Maar goed…

Het tweede aspect: b) ik denk dat onze stad de allergrootste terughoudendheid moet tonen waar het grootschalige bouwprojecten betreft. Dat heeft niet te maken met de stabiliteit van de bouwgrond maar met het financiële fundament van onze gemeente. Ik snap best dat iets groots op een klein stukje grond aantrekkelijk lijkt vanwege rendement-maximalisatie, maar ik vrees voor de financiële konijnen uit de té hoogbouw-hoed. Mijn zorg is dat door verkeerde keuzes nu, de juiste keuzes later gewoonweg niet gemaakt kunnen worden omdat het gemeenschapsgeld op is. Recentelijk is bovendien duidelijk geworden dat er een iconische recessie aankomt.

Het derde aspect, en die is helemaal Bobbig, is c) dat ik de nadruk op grootsheid per definitie een gevaarlijke vind. Of het nu de ontwerpen betreft van wijlen Albert Speer, de huisarchitect van Hitler, de Burj Khalifa te Dubaï (fantastische bouwvakkersomstandigheden ook!) of het uit de grond gestampte Olympisch toneel te Sotchi. Niet alleen iconische gebouwen kennen een schaduwkant en in Eindhoven zou dat best eens te maken kunnen hebben met de betaalbaarheid van de te realiseren appartementen. Ondanks de nagestreefde verdeelsleutel ‘betaalbare huurwoningen’ versus ‘marktconforme woningbeprijzing’ ben ik er niet gerust op dat dit ook daadwerkelijk en langdurig in praktijk wordt gebracht.

Een gemiste kans
Bijna is het zover dat de kogel door de kerk gaat: medio mei zal er in principe koers gezet worden in een richting die in meer of mindere mate lijkt op de omgevingsvisie zoals ontworpen in opdracht van de gemeente Eindhoven. De dialoog en/of discussie die ik hier op Digitale Stad Eindhoven graag had gezien ontbrak. Zodoende hebben we bijvoorbeeld niet kunnen bezien of het terecht was om tegenstanders als Nimby’s te identificeren, noch hebben we genuanceerder gekeken naar de uitkomsten van een driejaarlijks woononderzoek en de belichting ervan door sociaal geograaf Edwin Buitelaar (Planbureau voor de Leefomgeving) in ‘Voor een appartement wordt meer betaald.’ (NRC.nl, 27 april 1970) We kunnen als Nederlanders namelijk wel elke drie jaar zeggen dat we het liefst wonen in een grondgebonden woning, maar als het op betalen aankomt, zijn we bereid om meer neer te leggen voor een appartement dan voor zo’n woning. We doen dus niet wat we zeggen. Of dat ook voor 040-ers geldt weet ik niet, een Eindhovenaar is immers ‘een aparte ments’.

Naschrift: ik heb de democratische kanttekening achterwege gelaten in dit stuk aangezien ik al eerder heb aangegeven hoe en waarin de lokale Eindhovense democratie tekort schiet. Ook ontbreekt een reflectie op de stelling dat er een directe relatie is tussen hoogbouw en ziekteverspreiding vanwege het grotere aantal mensen op een kleiner oppervlakte zoals de lift. Voor dat laatste vond ik geen steekhoudend bewijs tijdens de huidige coronacrisis, wat zich waarschijnlijk laat verklaren door het feit dat mensen hun gedrag afstemmen op mogelijke risico’s.

A44 Corpus

Foto: Pauline van Till

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *