Een warme Eindhovense kerst

Let op: dit is een lang verhaal. Koffie erbij en rustig lezen…

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Peter van den Baar was dood. Zo dood als stalen nagels van het oer-Helmondse merk Don Quichotte. Buiten was het koud en van Kerstmis was nog niet veel te merken in Eindhoven, hooguit de belofte van warmte door de led-versieringen in de binnenstad. Dat de gebruikte lampjes ooit een warme gloed zouden uitstralen, is nu logisch, maar de eerste witte ledlampjes waren kouder dan de koelste blik van een dictator. Pas rond de eeuwwisseling veranderde dat, wat helaas niet met een Philips-patent te maken had.

Koud en winderig
Het was de avond voor Kerst. De straten in het centrum waren niet alleen autoluw, maar het hele gebied leek wel mensenschuw. Een enkele zwerver kroop in een hoekje, schuilend achter een kartonnen plaatje om de snijdende wind maar te ontlopen. Eerder vandaag hadden de mensen van handhaving meer van dat soort hindernationals nog weggeveegd uit het voorportaal van het Stadskantoor. Het is ook geen gezicht als de knappe koppen van verre zich eerst langs dit soort types moeten manoeuvreren. Niet goed voor Eindhoven en zeker niet goed voor Brainport. Bovendien zijn er voldoende opvangplekken voor dit soort lieden. Alleen al binnen de ring zijn er zo’n tien maatschappelijke organisaties die iets willen betekenen voor deze mensen. Mogelijkheden genoeg, dus…

Flits
Wethouder Steenbakkers had zijn e-bike van het slot gehaald en klokslag halfvijf zette hij de Bosch-elektromotor in gang. Een e-bike is goed voor het milieu en met die lui van GroenLinks-PvdA was het in Eindhoven sowieso afgelopen met de automobiliteit. In gedachten werd hij benaderd voor die ene ministerspost die al jaren lonkte. Economische Zaken zou hem als een Italiaans maatpak passen, maar als ie daar ‘ja’ tegen zou zeggen, dan werd het op dit moment waarschijnlijk ruzie thuis. Je krijgt dan namelijk wel een auto met chauffeur, maar niet bepaald meer tijd voor je gezin. Dat zou niet goed…

Een enorme piep doorbrak zijn mijmeringen. Twee enorme helwitte koplampen kwamen schuin op hem afgeschoven. ‘Godnondeju!’, hoorde hij zichzelf schreeuwen. In een flits zag hij zijn mooiste hockeydoelpunt, de brief waarmee de Rabobank hem in dienst nam en de blik van zijn vrouw die keek met een mengelmoes van verwondering, vertwijfelde zelfverzekerdheid en euforie. Dat laatste doen geliefden meestal totaal ongecontroleerd maar het wordt toegewezen aan het hormonale effect dat we typeren als verliefdheid. De oorzaak was even simpel, logisch en onverklaarbaar tegelijk: het lag aan hem.

Rare smaak
Het was het laatste wat door zijn hoofd ging totdat hij zijn ogen weer opende. Van de winter leek geen sprake meer, de zon bleek nog niet onder en er reden heel veel oude diesels rond hem heen die eenvoudigweg geen roetfilter kónden hebben. Toch was van uitlaatgassen geen sprake, wat vreemd. Van binnen voelde hij een soort van warmte die hij maar een of twee keer eerder had gevoeld. Die ene keer was, toen hij als menneke in zijn Brabantse thuisdorpje probeerde op zijn achterwiel te rijden. Hij had te hard aan het stuur getrokken waardoor hij pardoes met zijn achterhoofd tegen de grond klapte. Een hersenschudding viel hem toen ten deel, maar nu herkende hij alleen het warme gevoel en een rare smaak in zijn mond.

‘Hoe gaat het, Stijn?’, vroeg een stem die hij maar wat goed kende. Hij opende zijn ogen wat verder en zag de contouren van een jongere gast. Maar de combinatie van dat silhouet en die stem? Dat was niet mogelijk… ‘Je bent te vroeg, man. Ik had nog helemaal geen plaats gereserveerd voor je.’

De oude bekende
De schim kwam dichterbij en naarmate Steenbakkers’ ogen wenden aan het licht, werd het hem duidelijk. Stijn stotterde: ‘P… P… P…’, maar meer kreeg hij niet over zijn lippen. ‘Ja,’ zei de gastheer, om te vervolgen: ‘Ik had het zelf ook niet verwacht, maar blijkbaar was er een vacature en men zocht een schappelijk figuur met een beetje gevoel voor politieke verhoudingen en met oog voor dingen van waarde…’ Hij strekte zijn hand uit naar de wethouder: ‘Petrus van den Baar, leuk om je weer eens te zien.’

Twee gedachten schoten door het hoofd van Steenbakkers: ‘Dit is echt serieus foute boel. Van den Baar is al jaren geleden overleden. Potverdorie, wat zegt dit over mijn situatie?’ Het angstzweet ontbrak, maar de constatering maakte hem wel een tikkeltje onrustig. Het tweede aspect waar de wethouder niet helemaal gerust op was, had alles te maken met de terugreis. Die was namelijk niet gebruikelijk, dat wist hij maar al te goed. Het had een rol gespeeld toen hij ervoor koos om toch maar aan de slag te gaan voor het CDA. Maar dat hielp hem nu voor geen meter aangezien de McPetrus doorgaans geen drive-thru mogelijkheid biedt.

Een onvolkomendheid
‘Je hebt een aardige klapper gemaakt, Stijn, en deze keer geen financiële. Goed voor je carrière is ie al evenmin. Maar eh, zoals ik al zei: je bent te vroeg.’ Steenbakkers probeerde rechtop te gaan zitten, want liggend voel je je toch een beetje onmachtig als je gesprekspartner rechtovereind staat. ‘Is dat, eh… is dat niet een beetje onzorgvuldig, dat ik nu hier vertoef in plaats van thuis bij de kerstboom?’ Petrus keek hem aan met zo’n blik van: ‘Jungske, ge moet nog veul leren.’ Maar ook bij leven was het voor Van den Baar geen probleem om een aardige uitleg te geven opdat de toehoorder dacht: ‘Goed verhaal eigenlijk…’ Petrus haalde adem terwijl de klok nog steeds twaalf uur aangaf.

‘Het is een beetje ingewikkeld, Stijn, maar ze hebben hier een hele tijd geleden eens met een paar knappe koppen bij elkaar gezeten. Dat was voor mijn tijd uiteraard, anders was ik er nog niet geweest. Als het allemaal goed was gegaan, hadden we elkaar nog wel een paar keer bevochten in de raadzaal of indirect via het Belgische clubblad dat ze stug Eindhovens Dagblad blijven noemen.’ Steenbakkers schoot in de lach. Hij moest denken aan een interview dat ie laatst had gehad met een van de redacteurs van deze perspoot van DPG.

Van den Baar vervolgde: ‘Op een gegeven moment moest er een plan B komen hierboven. Er kwamen hier steeds meer mensen bij en om eerlijk te zijn: het raakte hier langzaam maar zeker een beetje vol. Zo’n beetje elke wolk had zijn eigen gelukszoekerscentrum en dat ging eeuwenlang goed, maar op een gegeven moment was de rek er wel uit. Dat hele hemelse gedoe hier, dat werd eigenlijk het slachtoffer van zijn eigen succes. Wat in de wolksmond GZC’s werden genoemd konden de stroom mensen niet aan. Er moest iets gebeuren.’

Gouden formule
Stijn knikte begripvol. Een lastige kwestie, hij herkende er wel een paar elementen van die hem herinnerden aan zijn eigen dierbare Brainport. De man die ooit heel Eindhoven in zijn zak leek te hebben vervolgde: ‘Kijk Stijn, en dan zie je dat zo’n oud-burgemeester Welschen ook van waarde is hier in Heenport…’ Steenbakkers was ineens helemaal wakker: ‘Heenport, zei je nu Heenport?!’, vroeg hij alsof ie zojuist ChatGPT had uitgevonden. Petrus ging verder: ‘Yep, hij ging eigenlijk verder waar die met de regio Eindhoven gebleven was. Het eerste wat ie deed was partnerschappen zoeken. Meneer Philipsen waren er meerdere op voorraad en Van Doornes ook. Om het allemaal wat soepeler te laten verlopen werden er ook nog wat Swinkelsen bijgehaald en wat lui die vroeger in het onderwijs en onderzoek actief waren…’

‘Maar… maar… Maar dat klinkt… Dat klinkt als…’, stamelde wethouder Steenbakkers. ‘Precies!’, en Van den Baar moest zo hard lachen dat zijn kleinere maar nog steeds zichtbare buik schudde onder het felgekleurde gewaad vol Eindhovense vibe-tekeningen. Hier en daar zat in de veelkleurige stof zelfs nog het oude logo van Eindhoven. ‘Cadeautje van een paar afgezwaaide Vlisco-medewerkers hier’, zei Petrus toen hij zag hoe Stijn de stof bestudeerde. ‘We hebben het model omgedoopt hier tot ‘Hemel Triplex’ en sindsdien gelooft iedereen er ook hier heilig in.’

In eerste instantie lachte Steenbakkers keihard mee met de bulderende Van den Baar. Het was immers hilarisch dat het model waar iedereen binnen Brainport de mond van vol had, blijkbaar ook na de dood voor een hemels imago zorgde. Maar toch vond Stijn het na die eerste pret niet zo’n succes. Het besef nam toe dat het model niet helemaal foutloos functioneerde. Hoe kon het anders dat uitgerekend hij, toch van behoorlijke importantie, niet meer op de begane grond vertoefde maar tussen de gelukzoekers en de bijbehorende opvangcentra? Petrus’ ervaren blik en enorme mensenkennis, zo typerend voor een goed Heenportwachter, maakten dat hij de te vroeg gearriveerde wethouder de noodzakelijke uitleg gaf.

DEUS
‘Kijk Stijn, in de Hemel Triplex zit gewoon een fout. Ze zetten sinds de introductie ervan in op meer wolken. Dat proces kwam langzaam op gang, maar dankzij een goddelijke lichtbron is er nu een hoogtechnologisch proces ontwikkeld dat tot een machine heeft geleid van wel zes wolkenvelden. In ingewikkelde termen is het een DEUS-machine die als het ware een wolkenstepper van ongekende precisie vormt volgens het proces van AsSiMiLatie.’ Steenbakkers luisterde met grote ogen naar de uitleg.

‘Briljant, daar profiteert iedereen van!’, riep hij uit. ‘Precies! Dat was exact wat het fundament van de Hemel Triplex beloofde. Maar…’, Van den Baar stopte even. ‘Maar wat?’, vroeg de omvergereden Brainportzoon. Petrus vervolgde: ‘Het prototype bleek nog niet zo’n probleem. We hadden de kennis in huis, dat snap je wel. Maar ja, een wolkje succes blijft zelden onopgemerkt…’ Stijn vroeg hijgerig nieuwsgierig: ‘En dus, nou?’

‘Tja, toen hadden we natuurlijk nieuwe knappe koppen nodig om die wolkensteppers door te ontwikkelen. Maar ja, daar hadden we dus eigenlijk geen plaats voor want we kampten immers met een wolkentekort!’ Steenbakkers moest ineens denken aan een aardig liedje van Dorus wat ie ooit bij Omroep Brabant hoorde, thuis aan de keukentafel. De tekst beschreef een emmer met een gat in de bodem waardoor er geen water mee gehaald kon worden. Vervolgens werd het stappenplan bezongen dat alles op zou lossen. Probleem was alleen dat voor de laatste reparatiestap uitgerekend een emmer water nodig was.

Dooie dood
De rillingen liepen ineens over de rug van de gevallen wethouder. ‘Petrus, zeg me… is het raar dat ik de problematiek herken van mijn eigen Brainportregio?’ Van den Baar keek met een blik alsof hij vol trots was op zijn Eindhovense opvolger. ‘Niet slecht, jongen, niet slecht… Wij hebben inmiddels geleerd, dat je door overbewolking uiteindelijk het leven van bewoners aantast. Je moet niet alleen wolken bijbouwen, je moet zorgen voor leefbaarheid, voor het behoud van oude waarden en in ons geval alle generaties Eindhovenaren die hier al eeuwen rondwolken.’

Petrus gaf Stijn nu de blik die menigeen kent van zijn vader, moeder of studieloopbaanbegeleider. ‘Hoe ga ik dat voor elkaar krijgen?’, stamelde Stijn Steenbakkers hardop. ‘Daar zijn we hier ook nog niet helemaal uit…’, zei Petrus. ‘Maar we weten wel, dat je mensen om de dooie dood niet mag behandelen alsof je aan intensieve veehouderij doet. Mensen, zelfs die hier voortleven, hebben een mening, een wil en zij doen ertoe. Ze hebben allemaal hun waarde, zelfs als ze door het zoveelste malafide uitzendbureautje op straat gesodemieterd zijn. Groei is goed, als je laat zien dat iedereen ertoe doet!’

‘Poeh…’, zei Stijn, terwijl hij nadacht over de betekenis van Petrus’ woorden. ‘Wat betekent dat voor mij?’, stamelde hij hardop. ‘Ik snap heel erg goed dat mensen zich, naast alle mooie dingen en kansen die de uitbreiding oplevert, zorgen maken: de huizen zijn nu al niet betaalbaar, sporten kan alleen in een peperduur zwembad of in een parkje met doe-het-zelf sportmiddelen. Ik ben er eigenlijk ook om ervoor te zorgen dat wie nu in Eindhoven woont er ook morgen nog kan wonen, werken en recreëren.’ Petrus keek zichtbaar verblijd: ‘Verdorie, je hebt er even over gedaan, maar je moet inderdaad echt gaan doen wat je tot nu toe alleen maar zegt.’

Geen kunstgras
Stijn was er stil van. Wat baalde hij van deze les. Of nee, eigenlijk baalde hij er niet van: de les was prima en terecht bovendien. Maar hoe breng je zoiets in praktijk als je van de ene kant de burgers vertegenwoordigt en van de andere kant door je loopbaan zo geworteld bent in het nimmer verzadigd bedrijfsleven. ‘Okay Petrus, ik denk dat ik het snap. Wat je eigenlijk bedoelt, is dat ik misschien, héél misschien, ook af en toe eens ergens wat langer moet gaan praten waar ik me niet meteen lekker of thuis voel. Zodat ik écht te weten kom wat er leeft in Eindhoven en niet alleen op of rond het kunstgras van de hockeyclub. Als ik nou toch de kans…’

Steenbakkers schrok. ‘Gaat het? Meneer Steenbakkers, gaat het?’. De wethouder herkende ook deze stem, of liever, de combinatie van stem en tongval. Het was ontegenzeggelijk de stem van Jannie Visscher, het Eindhovens SP-raadslid wier wieg zowat op het randje van Overijssel en Drenthe stond. Zij had van een afstandje gezien hoe Stijn van zijn fiets werd getikt door het puntje van de bumper van een Tesla. De auto was volautomatisch overgegaan tot een noodstop, maar door de wegomstandigheden liep de remactie niet helemaal volgens Musks schermhandleiding.

Een wandeling
‘Wat ben ik blij dat ik u zie,’ zei Steenbakkers. ‘Dat is geheel wederzijds, Stijn, want toen ik het zag gebeuren dacht ik: als dat maar goed afloopt.’ Stijn aarzelde heel even, maar vroeg het toen toch: ‘Vindt u het misschien een goed idee om hier ergens samen een kopje warme chocomel te drinken?’ De SP-vertegenwoordigster aarzelde geen moment, pakte Steenbakkers e-bike in de ene hand én de wethouder in de nog beschikbare arm. En zo liepen ze samen, meer dan een halfuur richting de Hovenring. Niet voor koffie bij het Hotel Campanile, maar voor iets warms in het paviljoen van de winternoodopvang achter het P+R terrein dat er vlakbij ligt. Niet ver van BIC, het ASML-uitbreidingsgebied.

Steenbakkers zette zich eerst een beetje krap, maar dat veranderde binnen een paar minuten. Hij vond het lastig om het toe te geven, maar hij genoot. Hij genoot van de setting. Even geen extreem ultraviolet licht maar gewoon tussen wat kerstlampjes en mensen die zich, door zijn bezoek, héél even waardevol waanden.

Eén Oost-Europese meneer herkende de wethouder en vroeg met een zwaar accent: ‘Hey miester Schtienbekkers, gwhy ies BIC such an important thingk to you?’ De wethouder aarzelde even om vervolgens de man te omhelzen en te antwoorden: ’BIC? Because It’s Christmas!’ Het werd een avond om nooit te vergeten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *