Van onderwijsrestaurant naar leerfastfood
De afgelopen tien jaar werd ik twintig jaar ouder. Dat kwam vooral door de puberteit; die van mijn drie fantastische kinderen welteverstaan. De voorspelbaarheid van hun handelen leek halverwege het vorige decennium nog het meest op het actuele beleid van Donald Trump.
De hormoonstorm duurde tien jaar en ging rond 2022 liggen. Het gepuber bij mij thuis had mij tot een wijzer mens gemaakt. Ik besloot terug te keren naar het onderwijs. Na drie jaar is het tijd voor excuses. Niet alleen van mij persoonlijk, maar een verontschuldiging namens alle onderwijscollega’s vanwege de afgelopen tachtig jaar.
Verplichte kost
Al die tijd kwelden wij nieuwe generaties. Het begon bij de opa’s en oma’s van nu. Wij hebben hun kansen op maatschappelijk succes willens en wetens geminimaliseerd. Zij moesten rijtjes uit hun hoofd leren, worstelden met algebra of meetkunde en beschouwden Frans als een verplicht vak. De wederopbouw van Nederland werd dan ook een drama.
De docent(e) bepaalde samen met de machtige educatieve uitgevers wat aan bod kwam en op welk moment. De boekentas was een martelwerktuig dat de tot slaaf gemaakte leerlingen dusdanig afmatte, dat ze zonder tegenstribbelen in dit verrotte systeem meedraaiden.
Zinloos tijdverdrijf
‘Orde’ en ’tucht’ boezemden ontzag in; elke leerling rilde al bij het horen van die woorden. Wie thuis uitlegde dat het echt aan de onderwijzer of docente lag, die kreeg huisarrest. Waarom? Niet de tiener maar diens ontwikkeling stond centraal.
Na de opa’s en oma’s was het de beurt aan jullie vaders en moeders. Ook hún talenten, aanleg en leerplezier moesten ze achterlaten bij de drempel van het schoolgebouw. Dat is ook waarom je je ouders nooit hoort over ‘plezier op school’. Het was een verschrikkelijk en zinloos tijdverdrijf.
Vakkennis
Nog slechter was het op een middelbare beroepsopleiding. Je kreeg dan ‘uitleg’ over iets uit je toekomstige beroep. ‘Uit-leg’, een begrip dat de onbalans in het onderwijs vergoelijkte alsof de docent meer vakkennis had dan de leerling. Het werd desondanks gewoon ‘onderwijs’ genoemd.
Ook ik heb jarenlang in mijn eigen klaskerker studenten gemarteld met het schrijven van zakelijke brieven, begrijpend lezen en het voeren van sollicitatiegesprekken. Collega’s hebben zelfs het lef gehad om de berekening van procenten of de gedachte achter de trias politica te toetsen in heuse proefwerken. Kun je het je voorstellen dat leerlingen onbeschermd werden blootgesteld aan een proefwerk, toets of tentamen?
Puberbrein als kompas
Het is tijd voor een kwaliteitsimpuls. Weg met reproductiekampen die wij ‘scholen’ durfden te noemen. Onze pubers worden verlost. Eindelijk krijgen studenten de ruimte om te werken aan zelfrealisatie. Hun evenwichtige, scherpe en gefundeerde zelfbeeld en hun visie op wat ze willen leren krijgt eindelijk de kans om te leiden tot diepgewortelde persoonlijke groei.
De docent bepaalt niet langer de koers en het tempo. Het brein van de puber, tiener of jongvolwassene wordt de dirigent van het persoonlijk leerarrangement. Gelukkig lees je in recente beleidsstukken van allerlei mbo- en hbo-opleidingen teksten als deze:
‘De docent houdt zich vooral bezig met het coachen van studenten bij de uitwerking van hun leervragen, het uitstippelen van leerroutes en het maken van relevante keuzes. De studenten worden middels periodieke coachinggesprekken door de docent begeleid.’
Ik hoor je denken: ‘Hoe coach je vijfentwintig puberende opleidingsvisionairs op hun zelfbedachte leerweg naar het diploma?’ Dat… ga ik je natuurlijk niet uitleggen!
Enkele losse opmerkingen naar aanleiding van de tekst over de taak van de docent:
‘De docent houdt zich vooral bezig met het coachen van studenten bij de uitwerking van hun leervragen, het uitstippelen van leerroutes en het maken van relevante keuzes. De studenten worden middels (germanisme annex oud taalgebruik) periodieke coachinggesprekken door de docent begeleid.’ (coachingsgesprekken?
Mijn leven nu zover gevorderd dat ik inmiddels 5 generaties onderwijs enigszins kan overzien.
Met de komst van de industriële revolutie rond 1875 begon ook een ongekende groei van het onderwijs.
Mijn grootvader en grootmoeder van vaderszijde leerden voor onderwijzer bij het lager onderwijs. Dat gebeurde toen nog door meewerken als leerling-onderwijzer op een school en daarbij op zaterdag speciaal onderwijs te volgen van de hoofdonderwijzer. Ze zagen het onderwijs als uitermate belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen, die voordien vaak kinderarbeid moesten verrichten. Rond 1900 begon ook het middelbaar onderwijs sterk te groeien, niet alleen mulo, hbs, gymnasium, maar ook de ambachtsscholen.
Deze grootvader vond het onderwijs zo belangrijk dat hij 6 van zijn 9 kinderen tijdens het begin van de 20e eeuw in eigen school heeft opgeleid tot onderwijzer, geheel volgens de 19e eeuwse traditie. Voordat ik wist hoe de opleiding van onderwijzer voor 1900 was georganiseerd, vond ik dat hoogst merkwaardig.
de jongste zoon is nog op voorspraak van de anderen naar hbs en kweekschool gegaan, waardoor hij wel de mogelijkheid kreeg om met leeftijdsgenoten onderwijs te volgen..
Begin 1913 werd mijn aangetrouwde tante van moederszijde geboren. Ze was een boerendochter uit Breskens (Zeeuws-Vlaanderen). Omdat haar moeder vroeg gestorven was, moest ze na de lagere school meewerken op de boerderij door melk rond te brengen in het dorp. Maar ze hield van leren, vond school echt leuk. Daarom vroeg ze in 2025 zelf aan de schoolleiding of ze 1 dag per week naar school mocht blijven komen; haar vader vond het goed. Dat werd toegestaan en heeft ze een aantal jaren gedaan.
Nadien is ze de Westerschelde overgestoken, in de winkel van mijn oom gaan werken, met mijn oom getrouwd en een succesvol mede-ondernemer geworden.
Mijn vader is wel opgeleid door zijn vader tot onderwijzer. Mijn moeder daarentegen heeft mulo en kweekschool gevolgd, dus onderwijzeres lagere school.
Zij waren geen onderwijsvernieuwers, maar waren wel begaan met het het wel en wee van kinderen, zowel op school als thuis.
Zelf heb ik geen opleiding op het gebied van onderwijs, maar wel op het gebied van bedrijfskunde en informatica. Daarbij heb ik een aantal jaren onderwijs aan volwassenen gegeven op het gebied van bedrijfskundige informatica.
Mijn 2 kinderen zijn niet opgeleid voor het onderwijs, maar voor bedrijfskunde/informatica respectievelijk voor bouwkunde/stedebouwkunde. Die hadden weinig hulp nodig bij hun opleiding.
Mijn 2 kleinkinderen kunnen af en toe wat hulp gebruiken, als scholen falen. Dan schiet me iets te binnen over het een of ander dat in hun geval van toepassing zou kunnen zijn. Zoals het onderstaande.
Het belangrijkste voor het leren, zelf en bij anderen/eventueel leerlingen vind ik:
– Het uitgangspunt dat alleen de eigen ervaringen tot goede leerresultaten leiden. Leren doe je zelf, een ander kan het niet in je hoofd praten.
– 3 essentiële technieken: Zelftesten, dus niet de toetsen enzo van de leraren, maar zelf kennis of vaardigheden uit het geheugen ophalen en controleren of het juist is. Spreiden ofwel de leerstof in de tijd verdelen, inclusief zelftesten. Plannen dat wil zeggen zo vroeg mogelijk te weten komen wanneer je het echt goed moet weten of kunnen, niet just-in-time.
– Vertrouwen, de docent geeft het voorbeeld door de leerlingen te vertrouwen. En andersom moeten leerlingen de docent kunnen vertrouwen.
De inhoud van het citaat aan het begin van mijn reactie is nogal vaag. Niemand kan alles weten. Een docent dient goede vakkennis en ervaring te hebben, aan de aanbodzijde. Dat is iets anders dan Google of Chatgpt een vraag stellen.
En ook belangstelling voor het wel en wee van leerlingen.
Wat een geweldig artikel! Een eye-opener zogezegd in goed Nederlands. Ik ben al 38 jaar schuldig aan dat zinloos tijdverdrijf. Nu dan eindelijk het puberbrein serieus genomen wordt, neem ik niet eens mijn verantwoordelijkheid om echt ‘ onderwijs’ te gaan geven. Misschien moet ik mijn pensioen heroverwegen.
Nou Gerda, dat zouden veel collega’s zeer waarderen!