Wandelend in het Wasven
Wandelend in het Wasven denk ik aan Kathe. Ik loop blootvoets door het natte gras. Het zou gezond moeten zijn. Aldoor denk ik aan haar. Het begint te regenen. Alweer. Het doet niks anders dan regenen. De bladeren liggen vastgeplakt op de aarde. De bomen zijn kaal en tussen plassen modder door volg ik mijn weg. Opletten anders loop ik vast. Het is aldurend koud.
Ze was de lieveling van haar vader, de vijfde van zeven kinderen. Al vroeg stierf haar jongste broertje. Ik stap op een tak en bezeer mijn voet. Mijn gedachten moeten door, gedachten aan haar. Vertel het verhaal, omdat het anders verdwijnt.. De logica ontgaat me de rode draad ontglipt me. Alsof ze telkens voor me uitrent en betekenis en inhoud niet aan mij zijn. Ik stop, sta stil en kijk neer. Teneergeslagen, mijn tenen in de modder. Dezelfde modder.
1914 Peter sterft als vrijwilliger in de oorlog. Haar kind, hun zoon. Hoe laat je je kind gaan en wat komt er terug ? Een periode van zware arbeid volgt. Doorwerken, omwerken en betekenis geven. Kathe ploetert voort. Hier blijven, niet verdwijnen. Vasthouden – omhullen. Had ik maar..
De kou doortrekt me, ik wil allang niet meer. Het moet. Het moet gezegd worden, door de tranen heen. De beelden komen vanzelf Kathe loopt leeg. Succes volgt, een benoeming als hoogleraar aan de Berlijnse Academie. Een onderscheiding als eerste vrouw in de orde pour le Merite. Een kleinzoon. Peter moet hij heten.
Inmiddels lig ik. Het opstaan is me vergaan. Ik luister en wacht tot het verhaal zich ontvouwt. De kou is verdwenen. Overtuigd pacifist, voor de vrede altijd ! In 1933 werd Kathe uitgesloten. Ze mocht niet meer exposeren en haar medaille moest ingeleverd worden. Haar bronzen beelden werden omgesmolten tot wapens. Als alles weer wordt afgenomen, wat houdt je overeind ? Ik ril.
Koortsachtig zoek ik grip om me op te richten. Een vast punt, een baken – houvast. Hou me vast want ik verdwijn. Help zegt haar werk. Help, ik kan het niet alleen.
Karl, haar man sterft in 1940. En twee jaar later haar kleinzoon. Ook in de oorlog. Ze moet het huis uit. En net voor het einde van de oorlog sterft Kathe. Haar werk bleef, haar werk blijft. De mallen van de beelden zijn bewaard. Het grafische werk is in diverse musea zien. Schmidt was haar achternaam maar ze werd bekend onder de familienaam van haar man Kollwitz.
Kathe Kollwitz.
En nu de laatste woorden zijn geworden krabbel ik verder. Draai zijdelings en trek mijn benen op. Zoek steun met mijn hand en druk mezelf omhoog. Zo zit ik knielend op de grond. Knielend in de modder. Want meer is er niet. De kou komt terug. Ik moet bewegen, mezelf warm maken. Het Wasven uit en aan het werk gaan. Er is tijd, er zijn mogelijkheden. Het is nu aan mij.