Eén bolletje

Terwijl de regendruppels een monotone roffel op het golfplaten dak ten gehore brengen en de nacht toch echt geboren is, denk ik ineens aan een meisje dat ik een week geleden ontmoette. Een Eindhovens meiske dat met haar rimpelige handen als kommetjes een pakje sigaretten terug stopte in haar tas. Ik zat naast haar op het kleine terras van een ijssalon of eigenlijk aan één van de vier aluminium bistro-tafeltjes met uitzicht op een plein dat in niets voldoet aan wat Eindhoven roept te zijn.

“Ik was vroeger altijd vrolijk.”, zei ze terwijl ze met haar linker hand de rollator nog ietsje uit de loop bewoog. Ze zat immers dicht bij de ingang waarvan de deur naar binnen open stond. “Altijd! Ik had altijd goeie zin… maar het lukt me niet meer zoals eerst.” Ik herkende het van dichterbij, van een ander meiske dat ik na aan mijn hart heb liggen. Aan haar heb ik te danken dat het mijne ooit begon te kloppen.

“De leeftijd?”, vroeg ik terwijl ik zag hoe een puberende scootist op het achterwiel zijn testosteron toonde voor god mag weten wie. Jankend jakkerde de tweetakt, een blauwe pluim achterlatend, de hoek om. Plichtsgetrouw door rood, zoals gebruikelijk bij warmer weer…

“De jaren zijn eigenlijk niet het probleem, dat is het niet. Nee, van de acht die we er thuis hadden, daarvan ben ik de laatste.” Een bitter feit terwijl ik met mijn tong een vleugje Italië tot me nam. “Mijn hemel, met acht?! Dan moet het toch wel een drukke bedoeling geweest zijn!”. De rimpeltjes rond haar ogen trokken glad en gloedvol knikte ze van ‘ja’.

“En, hebt u kinderen?’, vroeg ik. Terwijl ik de vraag stelde besefte ik opnieuw hoe Nederlands ik ben. Het ging me natuurlijk eigenlijk niet aan, maar toch… “Nee, ik ben altijd alleen geweest. Het is me gewoon niet gegund geweest.”, een uitspraak die op papier heel dramatisch zou kunnen zijn maar zo kwam het niet over. “Wel bijna hoor, maar op de een of andere manier lukte het niet. Het was een leuke man maar het mocht niet zo zijn. Maar ik heb daardoor wel volop de kans gehad om voor mijn moeder te zorgen, samen met mijn jongste zus.”. Ze nam een trekje van haar sigaret. “Ik denk dat we het voor ons mam die laatste paar jaar wel fijn hebben gemaakt, voor zover dat dat nog kon.”. Ondertussen krijgt voor onze neus een jengelend kind de universele les aangeboden inzake het aantal bolletjes: “Wat had ik gezegd, hoeveel bolletjes mocht je? Dan moet je nu niet gaan zeuren!”. Ik kijk mijn gesprekspartner aan en zij lijkt hetzelfde te denken als ik: sommige dingen veranderen nooit.

“Maar dat is wel heel mooi, dat u daarop terug kunt kijken, op die periode. Toch?”, waarna mijn tanden moeiteloos een stukje chocola uit de stracciatella plukken. “Ja, daar ben ik zó dankbaar voor, dat mijn zus en mij dat gegund is geweest; dat kan ik niet beschrijven. Dat was gewoon zo mooi en ons mam hoefde niks te zeggen. We zagen hoe fijn ze het vond dat we er voor haar waren… Daar denk ik nog elke dag aan!”. Ik herken ook dit stukje wel een beetje, hoewel mijn eigen moeder best nog zelfstandig is. “Dat is rijkdom, vind ik.”, zei ik. Ze keek me opnieuw aan met die grote open ogen en knikte… “Ja!”, zei ze. “En als ik had moeten kiezen tussen de zorg voor mijn moeder of honderdduizend gulden, dan hadden ze het geld mooi mogen houden!”. Ik antwoordde: “Sommige mensen komen er pas laat achter wat ze hadden kunnen betekenen voor hun ouders, juist doordat ze het zo druk hebben met geld.”. Ze knikte en vulde me aan: “…en dat realiseren ze zich dan meestal te laat. Dat is zó jammer!”.

De dunne kromme vingers pakten het etuitje waar het sigarettenpakje ingeschoven zat uit haar tas. Ik herkende het sluitmechanisme van een oppas-’tante’ in de jaren ’70: twee van die bolletjes op een klein stokje. Met een klein beetje kracht sprongen elk van de beide bollen in tegengestelde richting waardoor het chic verpakte doosje de filters blootgaf. Zorgvuldig werd de volgende sigaret er tussenuit gevist en sierlijk verwarmd door een dansende vlam uit een aansteker die blijkbaar ook al jaren tot haar vaste uitrusting behoorde.

Ook gezellig én design!

“Ja, vroeger was ik eigenlijk altijd wel gezellig…”, herhaalde ze nog maar eens. “Weet u dat ik u nu ook nog best gezellig vind?”, voegde ik haar toe terwijl mijn ogen de bovenrand van mijn ijshoorn spotten. Even keek ze me aan met een lichte frons, alsof ze dacht dat ik haar voor de gek hield. Toen maakte haar gekrulde koppie een knikje: “Ja, dat is eigenlijk ook wel een beetje zo… Maar dat komt eigenlijk ook een beetje door jou.”. We schoten allebei in de lach en bespraken nog een minuut of vijf de toestand in de wereld waarna ik alsnog thuis voor mijn hongerige pubers koken mocht. Het meiske met de rollator zou zelf nog ‘even’ naar het grotere winkelcentrum verderop lopen.

Dat was een week geleden. Vanmiddag reed ik rond dezelfde tijd in mijn auto voorbij aan hetzelfde ’terras’. Onder het afdak, op de identieke stoel, zat hetzelfde meiske van vierentachtig. Ditmaal was ze gewapend met een klein bakje ijs dat op tafel gehouden werd door de ene hand terwijl de ander lepelde. “Mooi!”, zei ik hardop en ik hoorde de vertedering in mijn stem. Want wat is het toch knap hoe iemand iets probeert te maken van wat het dagelijkse leven nog te bieden heeft.

Tegelijk tikte er hemels herfstwater op de ruit van mijn Peugeot. Ik realiseerde me ineens dat het vaste ritueel de aankomende maanden zal wegvallen aangezien de meeste mensen in de winter naar andersoortig ijs hongeren. Misschien, als ik morgenmiddag niet opgeslokt word door onbeduidende ‘prioriteiten’, ga ik nog snel een ijsje halen. Niet voor de smaak of om de hitte het hoofd te bieden maar voor de gezelligheid. Simpel roomijs met wat versnipperde chocola, één bolletje rijkdom!

4 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *