Sloddervogels I

De zon piekt hel, zo om het hoekje, mijn kamer in. En ik denk: “Dat wordt een mooie dag…” maar terwijl ik het typ bekruipt me een ander gevoel. Er klopt iets niet. Ik laat mij zakken op mijn derdehands Oostenrijkse zithoek. Je weet wel, van die aan elkaar geschroefde klepbankjes waardoor een L-vormig gezelligheidshoek ontstaat. Licht eikenhout in combinatie met hele foute, ietwat vale kussens die met lusjes op hun plek blijven. Geen gejodel op de achtergrond hoor, want met gejodel krijg ik geen letter op het scherm…

What’s wrong?
Terug naar mijn gevoel van gelukzaligheid. Als de zon het niet is, wat is het dan wel? Het zou het gevoel kunnen zijn dat je overhoudt aan een zonovergoten lunch bij Little Monaco. Op z’n Italiaans met je schatje achterop naar een terrasje en dan in de zon een salade of wrap oppeuzelen terwijl je geniet van de goede gesprekken om je heen. Want het Little Monaco dat ik bedoel kent dan wel uitzicht op water en kleine jachtjes, de gesprekken worden er in onvervalst plat Brabants gevoerd. Wij twee krijgen van die flarden mee waardoor je af en toe het lachen niet meer kunt verbloemen.

“Rookte gij nie mir?”
“Nee, ik ben toch maar gestopt. Gij moest toch ok stoppe van oewen dokter?”
“Ja, da klopt.”
“Hoezo zitte gij nou dan toch nog te roke?”
“Ik ben wel gestopt…”
“Huh?”
“Ik heb ’n anderen dokter gevat.”

Op het terras luisterden meer mensen mee naar dit volkstoneel van twee dames van naar schatting bouwjaar 1955. Ze kwamen er blijkbaar vaker, want het halve terras bulderde mee. Wat wil een mens nog meer: de liefde, de spijzen en een goeie sfeer.

En toch…
Dat was het ook niet. Ik parkeerde mijn leesbrilletje op mijn neus en keek uit het raam. Daar zat ie! Daar zat de oorzaak van mijn goede humeur. Amper het formaat van een tennisballetje, boven op de schutting tussen mij en mijn buurman: de mus. Hij kwettert dat het een lieve lust is, mussen fluiten niet echt naar mijn mening. Zo raar dat je door het voorjaarsgekwetter van zo’n klein gevogelte gewoonweg een oppepper krijgt.

Geef het beestje maar een naam
Ik weet nog niet hoe ik ‘mijn’ huismus zal gaan noemen. ‘Elon’ zou wel grappig zijn, zeker in Silicon Brainport. Maar ondanks de nodige uurtjes BNNVARA’s Vroege Vogels, kan ik nog steeds niet onderscheiden of het eigenlijk wel een mannetje is. Misschien is ‘Conny’ wel een betere naam. Ook mannen kunnen Conny heten en er was zelfs een Conny Mus die als verslaggever veel nieuws bracht uit het Midden-Oosten. Veel te jong overleed hij, dus het is wel een mooi eerbetoon aan een nieuwsbrenger die als journalistiek credo had: “eigen verhalen maken, laten zien en horen dat je er bent – vooral ook het verhaal achter het nieuws maken – hoe treft het de mensen die er leven”.

Simpele kleine dingen
Een mus is geen simpel klein ding. De opperengineer heeft het beestje zo gemaakt dat het doet wat alle vogels doen en een klein beetje meer. Een tikkeltje brutaler dan de rest, dat is zo’n beestje wel. En Conny voldoet volledig aan dat profiel. Mijn dag begint goed en ik wens alle oude en jonge witte mannen, met of zonder snor een heerlijke meidag toe. Als er vrouwen zijn die dit stukje lezen, dan wil ik hen vooral uitnodigen om ook eens iets te schrijven. Want op DSE zitten we eigenlijk nog iets te snor. Het hoeft niet lang, niet ingewikkeld, niet bevlogen, het is allemaal geen must. Schrijf gewoon eens wat en laat je vooral niet afleiden door vreemde vogels. Wees welkom.

Zomertje (Bert Vogels) 23 x 17

Een reactie

  • Rien Valk

    Bedankt voor deze weekend oppepper Bob.

    Zou best graag een gedrukte uitgave van al jouw “minder actuele” stukjes willen zien die juist nog steeds actueel zijn.
    Zoals bijvoorbeeld dit stukje dse.nl/een-bolletje/

    Moeten we toch eens over brainstormen. 😉

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *