Verdichten? Juist nu! Of nee, toch niet…

Het is stil op straat en zelfs op de digitale snelweg is het aanzienlijk rustiger, tenminste als je benieuwd bent hoe het staat met de verdichtingsboodschap die tot voor kort dagelijks gepredikt werd op het web. ‘Verdichting’, meer inwoners per oppervlak inplannen in je bouwvisie, was hard bezig het woord van 2020 te worden. En toch, het jaar is nog geen kwartaal oud of we weten dat ‘corona’ of ‘coronavirus’ de winnaar wordt. Zelfs Cees-Jan Pen, de deskundige die als Fontys lector onder andere door de gemeente Eindhoven bij stadsontwikkeling wordt betrokken, verdicht op dit moment duidelijk minder opvallend.

Bevolkingsdichtheid en coronakans
In Noord-Brabant blijken Breda en Tilburg met respectievelijk 96 en 88 coronabesmettingen Eindhoven ver achter zich te laten: 22 besmettingen. Er is een samenhang tussen bevolkingsdichtheid en het aantal coronapatiënten, dat is logisch bij een besmettelijke aandoening. Ook in Brabant lijkt dat een redelijk logisch principe. De binnenstad van Breda telde in 2019 14.975 inwoners, Tilburg is goed voor 6.735 binnenstedelingen en Eindhoven telde er in hetzelfde jaar 3.810. In onderstaand kaartje is e.e.a. ingetekend.

Inwoneraantal centrum/binnenstad v.s. coronabesmettingen (bron: RIVM / ED.NL)

Opvallend is dat Rotterdam het relatief goed doet. Een verklarende factor kan zijn dat men daar alleen carnavalt als Feyenoord een prijs pakt.

Inwonersdichtheid is dus een factor die ertoe doet en corona creëert een nieuwe (sociale) realiteit. Michael Kimmelman beschreef die nieuwe realiteit in The New York Times waarin hij ingaat op de overleving van stadsomgevingen in tijden als de onze. Ik ben zo vrij geweest zijn stuk te vertalen. Onderaan staat een link naar het Engelstalig origineel.

‘Het wordt met het uur moeilijker om het nieuwe normaal te vinden’.
We hebben elkaar nodig in een crisis als de huidige, maar we zijn terecht bang voor groepsvorming terwijl dat van oudsher de reflex is in tijden van crisis. Frankrijk, Spanje en België hebben de sluiting van alle cafés en restaurants bevolen. In New York is het niet anders en zijn de deuren van musea en Broadway-theaters op slot. Moskeeën zijn in verschillende landen gesloten, kerken hebben missen geannuleerd en de paus verbood het publiek de gezamenlijke viering van de Heilige Week.

Traditioneel zoeken we troost in religie, sport, amusement en in de belofte dat moderne wetenschap en samenlevingen alle tools bieden die nodig zijn om elk probleem op te lossen.

Maar het coronavirus ondermijnt onze meest basale ideeën over gemeenschap en, in het bijzonder, het stadsleven. Historici vertellen ons dat steden duizenden jaren geleden ontstonden om economische en industriële redenen – technologische sprongen zorgden voor een overschot aan landbouwproducten, waardoor niet iedereen het land hoefde te blijven bewerken.

Toch groeiden steden ook, minder tastbaar, uit diep menselijke sociale en spirituele behoeften. Het idee van straten, woningcomplexen en openbare ruimtes kwam voort uit een soort collectieve bevestiging. Een gevoel dat mensen er allemaal bij betrokken zijn.

Een pandemie als de actuele maakt van datzelfde urbane bestaan meedogenloos gebruik. Zoals elke pandemie in de geschiedenis is ook het coronavirus anti-stedelijk. Pandemieën exploiteren onze impuls om samen te komen. En onze reactie tot dusver – sociale afstand – botst niet alleen met onze fundamentele verlangens om te communiceren, maar ook met de manier waarop we onze steden en pleinen, metro’s en wolkenkrabbers hebben gebouwd. Ze zijn allemaal ontworpen om gezamenlijk te worden bewoond of te verblijven. Om ervoor te zorgen dat veel stedelijke systemen goed werken, is dichtheid het doel, niet de vijand.

Natuurlijk hebben we nu teleconferenties en een overvloed aan sociale media en andere vormen van digitale interactie op afstand. We waren al in de richting van een soort sociale afstand gedreven door steeds meer op onze telefoons en in virtuele gemeenschappen te leven. Collectief televisie kijken heeft plaatsgemaakt voor gaming en video on demand. Steeds meer burgers leven in hun eigen ‘buble’..

De technologie die we tegenwoordig hebben omarmd, gebruikt ons steeds meer. Dat is een vloek en een zegen tegelijk. Het escaleert onze angsten met oneindige toegang tot informatie, ook als die niet deugt. Maar technologie stelt velen van ons ook in staat om door te gaan met bepaalde soorten bedrijven en wereldwijd te handelen op manieren die we ons een generatie of twee geleden niet hadden kunnen voorstellen.

Toch hebben we elkaar nog steeds nodig, niet alleen virtueel. Ezra Klein in Vox bracht het vooruitzicht van sociale afstand [Rutte noemde het onlangs ook,BL]  tot een ‘sociale recessie’, een soort “ineenstorting van sociaal contact dat bijzonder moeilijk is”, schreef hij, “over de bevolking die het meest kwetsbaar is voor isolatie en eenzaamheid – oudere volwassenen en mensen met handicaps of reeds bestaande gezondheidsproblemen.”

Hiervoor is bewijs. Eric Klinenberg, socioloog aan de New York University, schreef in 1995 een boek over een hittegolf in Chicago, waarbij 739 mensen stierven. Die gebeurtenis bleek dodelijk bij de groep oudere bewoners van de stad die in arme, gescheiden buurten woonden waar weinig sociaal contact was.

Maar oudere Chicagoans die in eveneens arme, door misdaad geteisterde gemeenschappen leven en die toegang hadden tot wat de Klinenberg een robuuste ‘sociale infrastructuur’ noemt – een netwerk van ’trottoirs, winkels, openbare voorzieningen en gemeenschapsorganisaties die mensen in contact brengen met vrienden en buren ”- stierf aan een aanzienlijk lager aantal”.

Nu, tijdens de huidige coronacrisis, vormt juist die sociale interactie tussen mensen een groter risico. Dat is een reden waarom welvarende New Yorkers met tweede huizen op het platteland de afgelopen dagen de stad hebben verlaten als middeleeuwse personages in Boccaccio’s “Decamerone” om te ontkomen aan de ‘Zwarte Dood’. [De Zwarte Dood is de naam voor een epidemische ziekte die tussen 1346 en 1351 in Europa woedde en vele slachtoffers maakte, soms tientallen procenten van de bevolking, BL]

In de afgelopen eeuw zijn miljoenen Amerikanen de stad ontvlucht naar de buitenwijken. Steden ruimden oude buurten op en vervingen ze door gigantische woningbouwprojecten in uitgestrekte lege ruimtes. Het argument was dat drukke stedelijke sloppenwijken petrischalen waren geworden voor ziekten.

En toch keren mensen terug naar de stad, ook al heeft technologie talloze nieuwe manieren van verbinding op afstand gecreëerd. Steden zijn epicentra geworden van nieuw kapitaal en creativiteit, omdat het compacte karakter van een stad serendipiteit [het vinden van iets onverwachts en bruikbaars, terwijl de vinder op zoek was naar iets totaal anders, BL]  en kracht voortbrengt. Uit die mengelmoes ontstaan nieuwe ideeën en kansen.

Economen hebben over deze stedelijke migratie gesproken in termen van geld en opbrengsten. Maar de menselijke waarde van gedeelde ruimte is uiteindelijk niet te overzien. Na 11 september bezocht ik [Kimmelman, BL] de islamitische galerijen in het Metropolitan Museum, waar veel mensen waren samengekomen. Ik vroeg een aantal mensen wat hen naar het museum bracht. Ze zeiden dat ze zichzelf wilden herinneren aan het leven en schoonheid en tolerantie, en in elkaar kracht wilden zoeken.

Tijdens de blitz van Londen, in de Tweede Wereldoorlog, beval het British Home Office alle theaters, concertzalen, filmhuizen en andere openbare ontmoetingsplekken te sluiten, waardoor de bewoners thuis op zichzelf waren aangewezen.

De uitzondering was de National Gallery in Londen, waarvan de directeur de autoriteiten overhaalde om één ​​schilderij aan het publiek te laten zien (het getoonde werk werd periodiek veranderd, dus mensen hadden reden om terug te keren). De galerie organiseerde ook een reeks klassieke muziekconcerten tijdens de lunch.

Uitgaan betekende het riskeren van lijf en leden, maar Londenaren wachtten in rijen die zich uitstrekten van de voordeur van de galerie tot over Trafalgar Square. Allen wachtten in de hoop op zitplaatsen. Toen kort voor een concert een Duitse projectiel op de galerie viel, verhuisden publiek en muzikanten over het plein naar het South Africa House. Een paar dagen later werd een niet-ontplofte bom van 1000 pond ontdekt in het puin buiten de galerij; het evenement werd verplaatst naar een verre ruimte en niemand verloor de rust toen de blindganger tijdens een Beethoven-kwartet tot ontploffing werd gebracht.

De oorlog deed het vertrouwen wankelen van vrije en open democratieën om een ​​ernstige wereldwijde dreiging te overleven. Hoe bescheiden ze ook waren, de concerten gaven Londenaren hoop en herinnerden hen eraan waarom ze daar en samen woonden.

De bedreiging van vandaag is een totaal andere uitdaging voor solidariteit en onze manier van leven. Het is geen hittegolf of blitz. Het kan niet worden verzacht door naar concerten of musea te gaan. Het vereist isolatie.

We zullen samen een andere aanpak moeten bedenken.

Bron: Michael Kimmelman: ‘Can City Life Survive Corona?’ (New York Times, 17 maart 2020, nytimes.com)

Een reactie

  • Deze zwaai in denkrichting had ik niet zien aankomen.

    Het lijkt erop dat door de Corona crisis het het hoogbouwplan van de gemeente Eindhoven weer op de schop moet.

Laat een antwoord achter aan Wim Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *