Eindhoven zet zijn beste steentje voor

Flats bouwen, ik was er als tienjarige goed in. Of eigenlijk meer in het stapelen van torens. Hele dagen kon ik met LEGO in de weer zijn om als kind, alleen of met mijn toenmalige beste vriend René, bouwsels te blokken die hoger moesten worden dan mijn of onze lengte. De kunst was om met een beperkte hoeveelheid stenen zo hoog mogelijk te bouwen zonder dat de spriet omviel. Ik herinner me nog goed dat we uiteindelijk maar de voorraden van twee gezinnen bij elkaar mikten om iets fatsoenlijks te stapelen. Dat ging goed tot René’s mamma vroeg om al hun stenen weer mee terug naar huis te nemen. Verdomme wat waren die dingen identiek…

Wie bouwt de hoogste?
Soms deden we ‘wedstrijdje’: wie bouwt de hoogste. Bij René thuis hadden ze een heuse LEGO-tafel, zo’n ronde waar vier stoeltjes aan vast zaten. Elke zitplaats had op het tafelblad een bodemplaat waarop het makkelijk bouwen was. In het midden lag de voorraad in een doorzichtige bak en daarmee moesten we het doen. De factor ‘bouwsnelheid’ was belangrijk, want de snelste stapelaar kon de meeste steentjes verwerken.

Wel leerden we na een paar keer dat snelheid niet altijd een garantie was voor succes: wie te snel de hoogte in stapelde bracht de stabiliteit in gevaar. Na het laatste steentje uit de voorraad moesten we soms zelfs de lagen tellen om vast te stellen wie de hoogste had; zó klein was het verschil. Als net na het heetst van de strijd René’s moeder even om het hoekje keek, was de trotse bouwkampioen natuurlijk niet te flauw om te roepen: ‘Kijk! Ik heb gewonnen!’.

Gaudi
Lastiger werd het wanneer we iets probeerden te bouwen waarin we LEo en GOnny tot leven konden laten komen. Dan was het rap gedaan met de ranke, wankele, bouwsels waarvan in de top slechts een enkel vierkant steentje of doorzichtig dopje prijkte. ‘Breed beginnen’ en vooral aandacht besteden aan voldoende steun door extra steentjes op cruciale plekken. Het werd zelden een afgerond geheel aangezien we op driekwart van de bouw al door de voorraad heen waren. Van hoogte-ambitie was dan allang geen sprake meer, maar de poppetjes konden er in ieder geval mee vooruit. Uit balorigheid bouwden we vervolgens vaak door aan een bouwsel dat niet onderdeed voor een willekeurig Gaudi-ontwerp: zéér onregelmatig en met tierlantijntjes waar het maar kon.

Ik herinner me ook nog dat we op sommige hoeken van zo’n mini-verblijf een Deense LEGO-spar plaatste; zo’n groene half doorgesneden stoofpeervormige ‘boom’ met een kluit die je op elke LEGO-steen prikken kon. Van plastic uiteraard, maar we riepen altijd dat we vóór de natuur waren. Het was de tijd dat Green Peace-acties vrijwel dagelijks in het nieuws kwamen. Helaas heb ik geen foto meer van mijn LEGO-objecten. Al had ik er dan waarschijnlijk zelf ook op gestaan met mijn trotse jaren ’70-koppie. Mijn kinderen hadden van een dergelijke prent zeker genoten!

Hochbau muss sein
Mijn liefde voor ranke torens is weggeëbd, misschien doordat ik inmiddels zelf een heus onderkomen heb waarvan ik de ruimte en de betaalbaarheid kan waarderen. Maar voor moderne EIndhovenaren, zo doet de publiciteitsmachine van de Gemeente Eindhoven ons geloven, geldt ‘Hochbau muss sein’. “Het kan ook niet anders”, zo luidt de mantra van gemeente, projectontwikkelaars en architecten. Logisch, althans zolang je je niet achter je oren krast omdat iedere hoofdrolspeler hetzelfde liedje zingt.

Of nee, toch niet…
Naarmate ik me er meer in verdiep kom ik erachter dat de ervaringen met LEGO ook gelden voor de grotemensenwereld. Zo blijkt dat je verhoudingsgewijs meer grondstoffen nodig hebt naarmate de woning hoger gesitueerd is. Het zaakje mag namelijk niet gaan wankelen. Ook is sprake van een wedstrijd, al heeft de tafel plaatsgemaakt voor heel Nederland en elke stad is een bouwplaat. Zelfs de door mijzelf ingezette tendens om bomen op gebouwen te plaatsen blijkt actueler dan ooit. In de echte wereld kost dat laatste meer aan materiaal, energie en fijnstof dan het mogelijk gemaakte groen ooit zal goedmaken. En de trots van de jonge LEGO-bouwer is menig wethouder evenmin vreemd.

Wat met de Deense bouwstenen niet duidelijk werd, is het fenomeen verdichting. Je probeert zoveel mogelijk inwoners per vierkante meter grondoppervlak te huisvesten. Hoogbouw kan dat mogelijk maken maar er zijn ook alleraardigste voorbeelden van steden en wijken die juist niet de hoogte in zijn gegaan en tóch hebben bijgedragen aan aanzienlijk verdichting: de kern van Parijs en Eixample (Barcelona) bijvoorbeeld. Maar ja, dat zijn natuurlijk niet zo’n aansprekende steden als ons metropooltje.

Houtsnijwerk
Ik ben van mening dat er een paar zaken zijn die wél hout snijden als het gaat om torens in de Eindhovense binnenstad: a) veel architecten hebben een voorkeur voor hoge gebouwen, b) projectontwikkelaars streven naar winstmaximalisatie door zo veel mogelijk woningen per grondoppervlak te realiseren en c) er is altijd wel een wethouder te vinden die zijn/haar naam graag verbindt aan karakteristieke bouwsels.

Ongefundeerd? Zeker bij hoogbouw niet slim
Aangezien ik maar een mensen-mens ben en geen bouwkunde, architectuur of iets dergelijks heb gestudeerd, heb ik mijn oog te lezen gelegd bij iemand die wél uit die hoek komt. Doe jezelf een plezier, neem 5 minuutjes de tijd en lees: Hoogbouw, nergens goed voor… waarin Ronald Rovers uitlegt dat het allemaal minder logisch is dan het lijkt. Rovers werkt onder andere als Fellow Professor bij de faculteit Bouwkunde van onze eigen TUe.

Naschrift:
De aanleiding voor deze bijdrage is een eerdere reactie op het stuk ‘Propaganda voor Winy’s prop-agenda’ dat op 30 december jl. is gepubliceerd.

2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *